Naam: |
Oosterlijke modderschildpad |
Grootte: |
Maximaal
13 centimeter |
Verspreidingsgebied: |
Het
Zuid-Oosten van de Verenigde Staten |
Leefomgeving: |
Modderige
poelen en moerassige gebieden
Langzaam stromende wateren met een zachte bodem |
Gedrag:
|
Dag
en nacht actief, maar is het meest in de ochtend te zien |
Eten: |
Vlees
vis en af en toe wat groen |
Winterslaap: |
Uitsluitend
de exemplaren die in het Noordelijk gebied leven |
lKenmerken: |
De
modderschildpad heeft een iets groter buikschild dan de Sternotherus
met een tweetal scharnieren, bovendien zijn twee schildplaten van
de modderschildpad driehoekig van vorm.
Bij jonge dieren heeft het rugpantser drie onduidelijke kielen, die
bij het ouder worden verdwijnen. Het rugpantser is olijfbruin tot
bruinzwart. Het buikpantser is door een dwarsscharnier beweegbaar,
maar is kleiner dan de opening van het rugpantser, zodat het deze
opening niet geheel afsluit. De brug tussen rug- en buikpantser is
half zo lang als de beweeglijke voorschilden van het buikpantser.
De kleur van het buikpantser is geelbruin. Op de kop vertonen zich
enkele onregelmatig verdeelde oranje-achtige vlekjes. |
Temperatuur: |
Tussen
20 en 28 graden |
Bijzonderheden: |
Ze
komen vrijwel niet uit het water en verlangen schaduw en veel schuilplaatsen.
Het dier is behoorlijk agressief van aard, zodat huisvesting van meerdere
dieren voorzien moet zijn van verschillende en effectieve schuilplaatsen.
Anders dienen ze solitair gehouden te worden. |