Naam: |
Zuidelijke
sierschildpad |
Grootte: |
Maximaal
15 centimeter |
Verspreidingsgebied: |
Het
zuidenoosten van Noord-Amerika |
Leefomgeving: |
Bijna
uitsluitend in stilstaand water, zoals meren, kreken, poelen en moerassen,
die voorzien moeten zijn van een dichte plantengroei. Langs de Atlantische
kust komt hij soms voor in brak water voor. |
Gedrag:
|
Overdag
actief |
Eten: |
Vlees,
vis en waterplanten |
Winterslaap: |
Uitsluitend
in hoger gelegen gebieden |
Kenmerken: |
Het
platte, vlakke, ovaalvormige rugpantser is afgeplat en niet gekield.
Bij jonge dieren is het bijna rond en enigszins gekield. Het rugpantser
is bruin tot bijna zwart met over het midden een geeloranje, tot rode
lengtestreep. Naarmate het dier ouder wordt vervaagt deze streep en
hij kan zelfs helemaal verdwijnen. Het buikpantser is bij egaal geel.
De voorkant van de ribbenschilden zijn licht gekleurd. De randschilden
hebben een rode tekening aan de buitenkant van het pantser. Over de
hals, staart en poten lopen gele lengtestrepen. |
Temperatuur: |
Tussen
20 en 28 graden |
Bijzonderheden |
Ze
komen erg veel uit het water en verlangen een groot landgedeelte en
zijn gemakkelijk te houden. |
|
|
|